Dames en heren,

Weet u nog hoe uzelf zoveel jaar geleden begonnen bent als vrijwilliger in de wereld van de EHBO? Ik heb het mij laatst proberen te herinneren, zowel mijn grootmoeder van de kant van mijn vader als voorzitter van de afdeling Wilnis, als mijn moeder als lid van een Rode Kruis kolonne waren actief in de eerste hulpverlening en zo rolde ik meer dan 25 jaar geleden deze wereld binnen. Voor vele anderen is het meemaken van een ongeval op het werk, onderweg of in de privésfeer de reden om een eerste hulpverlening diploma te halen. Na het halen van dat diploma actief worden bij evenementen of bestuurlijk binnen onze vereniging is vaak het gevolg van gewoon worden gevraagd.

In Nederland zijn ruim 5,5 miljoen vrijwilligers actief, zo’n 44 procent van alle volwassen Nederlanders. Daarmee staat Nederland internationaal aan de top. Het is niet precies te zeggen wat wel en wat geen vrijwilligerswerk is. De volgende criteria gelden in het algemeen voor het werk dat vrijwilligers doen:

  • Het werk is in het ‘algemeen belang’ of in een specifiek maatschappelijk belang
  • Het werk heeft geen winstoogmerk
  • Uw werk als vrijwilliger kost de arbeidsmarkt geen banen en komt niet in de plaats van een betaalde baan

Dit jaar wil ik stilstaan bij verschillende aspecten van vrijwilligerswerk. Welke plaats heeft vrijwilligerswerk in de maatschappij? Hoe zien vrijwilligers hun hobby? En specifiek over eerste hulpverlening door vrijwilligers: welk vangnet bieden vrijwilligers bij incidenten en welke plaatshebben wij als vrijwilligers in de hulpverleningsketen?

Vrijwilligers zijn niet meer weg te denken uit onze maatschappij. Zonder voorleesmoeders op school, mantelzorgers en vele anderen die actief zijn bij sport-, buurt- of cultuurverenigingen waren vele activiteiten van deze instellingen niet mogelijk. Toch hebben vanaf het begin van deze eeuw er wel veranderingen binnen en rondom het vrijwilligerswerk plaatsgevonden. Het komt steeds minder voor dat er mensen zijn die 40 jaar actief zijn binnen dezelfde vereniging. Met name jongere mensen willen flexibel vrijwilligerswerk doen. Men wil gedurende enkele jaren een specifiek project opzetten en dan weer eens wisselen. In plaats van permanent vrijwilliger te zijn, wil men“periodiek bijspringen ”.

Wij merken dat ook bij onze afdelingen, districten en landelijk. Doordat de overheid vrouwen, jongeren en gehandicapten, terecht laat daar geen misverstand over bestaan, stimuleert om te gaan studeren en / of te gaan werken, zijn er steeds minder mensen die ook de tijd hebben zich onbetaald in te zetten voor de samenleving. Voor tweeverdieners met kinderen is het balanceren tussen werk en quality time met de kinderen in de avonduren en weekenden al een enorme uitdaging. Dat terwijl diezelfde overheid door bezuinigingen meer en meer organisaties dwingt taken af te stoten en moet worden teruggevallen op vrijwilligers (denk aan mantelzorg).

Vrijwilligerswerk doe je in je meest kostbare tijd, je vrije tijd. Het moet dan ook een leuke vrijetijdsbesteding zijn. Voor ons als organisatie betekent dat bijvoorbeeld dat bijscholing niet alleen leerzaam maar ook een moment van sociale contacten moet zijn. Vrijwilligers verwachten dat alles goed is voorbereid, dat ze ondersteuning en training krijgen en dat het vrijwilligerswerk aantrekkelijk wordt gemaakt.

In het eerste nummer van het Hulpverleners Magazine heeft Toon van Wanrooy veel van zijn tips gedeeld over het werven en behouden van vrijwilligers. Op de vraag waarom veel leden de vereniging lang trouw blijven zegt hij:  “het gaat om hartelijkheid. Als een organisatie EHBO nodig heeft en ze vragen wat dat gaat kosten, dan benadrukte ik allereerst dat ze vooral goed voor onze hulpverleners moeten zorgen. Een kopje koffie, leuk, misschien een biertje aan het einde van de dag. En wij zorgen voor goede materialen als warme, opvallende kleding en een tas.”

Niet alleen mensen uit de praktijk als Toon hebben tips.  Er wordt ook onderzoek gedaan naar vrijwilligerswerk. Eva van Baren van de Erasmus universiteit Rotterdam publiceerde afgelopen januari resultaten van haar onderzoek. Zij concludeert: “Vrijwilligerswerk is nog steeds in; mensen zijn nog steeds ten volle bereid om zich in hun vrije tijd ergens voor in te zetten. Het blijkt dat als mensen rechtstreeks gevraagd worden, ze vaak best iets vrijwilligs willen doen. Je moet het ze alleen wel vragen.” Haar tips geef ik u graag mee.

Het bijzondere aan onze hobby is dat EHBO’ers vaak als eerste ter plaatse zijn bij incidenten. Van de gevallen fietser, een hartinfarct op straat tot grotere rampen zoals in Enschede of Volendam, een en andermaal is bewezen dat de eerste hulpverlening vaak plaatsvindt door vrijwilligers. De grote spreiding van kennis maakt hulpverlening adequaat, maar vraagt ook getrainde mensen die niet blijven staan maar iets doen. Onze ruim 40.000 leden worden, met hulp van docenten en Lotus, jaarlijks getraind om zelfs in de meest onverwachte situaties goede 1e hulp te verlenen. Door onze lessen, boeken en lesmaterialen zorgen wij dat onze leden hulp kunnen verlenen aan slachtoffers van 0 tot 120.

Bij grote landelijk bekende evenementen zoals de Elfstedentocht, een Pasar Malam en Carnaval zijn het KNV-ers die de eerste hulpposten bemannen. EHBO’ers zijn de eerste schakel in de hulpverleningsketen, die direct starten bij met name ademhalingsproblemen, circulatiestilstand of ernstige bloedingen, kortom de cruciale levensreddende eerstehulpverlening en daarna het slachtoffer in handen geeft van de beroepshulpverleners.

U hoort mij bewust de term beroepshulpverleners gebruiken. Vaak spreken wij over artsen, verpleegkundigen en ambulance personeel als professionals. Maar zijn wij niet zelf ook professional? Zoals Els Knaapen, oud-voorzitter van NODE, in haar jaarrede dit jaar verwoordde: “de hulp die door ons, leken, verleend wordt, is een zeer gespecialiseerde hulp. Plotseling worden we geconfronteerd met een noodgeval en dan moeten we handelen, niet gehinderd door enige medische (voor)kennis en vrijwel zonder hulpmiddelen helpen we slachtoffers door die 1e moeilijke minuten heen.” Wij leveren zeer gespecialiseerde hulp waar vanuit de medische professional soms (ten onrechte) op wordt neergekeken. Wij zijn de belangrijke eerste schakel in de keten.

Onze inzet komt onverwacht. Dat maakt dat de adrenaline door ons lichaam gaat en wij in staat van paraatheid beslissingen moeten nemen waarvan we de gevolgen op langere termijn niet helemaal of soms helemaal niet kunnen overzien. De enige manier ons hier op voor te bereiden is oefenen en oefenen en nog eens oefenen in de wetenschap dat de realiteit altijd anders zal zijn dan de beste oefening. De inzet van Lotus, die als geen ander realistische situaties kunnen nabootsen, bij de opleiding en de herhaling is daarom van belang. Morgen zijn onze nationale vaardigheid proeven, een leuke manier om het oefenen voor die onverwachte situaties vorm te geven. Toch zullen de winnaars van de afgelopen jaren u ongetwijfeld bevestigden dat, hoewel het competitie element extra adrenaline geeft, zelfs deze wedstrijden niet overeenstemmen met de rauwe werkelijkheid die een ernstig incident nu eenmaal is.

Na ons komt dus de beroepshulpverlener. Landelijk nemen wij als KNV EHBO deel aan diverse overleggen waarbij ook andere spelers in de keten betrokken zijn. Het is van belang op zowel afdelings-, district- en landelijk niveau goede contacten met hen te onderhouden. Van elkaar weten wat je doet en hoe je dat doet, maakt de hulpverlening aan het slachtoffer adequater. Het samen uitdragen van de “zes minuten” campagne is hier een sprekend voorbeeld van.

De overheid laat, zoals ik al eerder memoreerde, verschillende gezichten zien als het om vrijwilligerswerk gaat. Niet alleen stimuleert zij betaald werk en laat daardoor mensen minder ruimte voor het werken als vrijwilliger. Ook gebruiken, of misschien wel misbruiken, gemeenten de term vrijwilligerdoor mensen die werken om hun uitkering te behouden “vrijwilligers” te noemen. Mensen die betaald worden voor hun werkzaamheden of dat nou via salaris of een uitkering is, zijn geen vrijwilliger. Vrijwilligers werken onbezoldigd en ontvangen heel soms een onkostenvergoeding. Het is de essentiële en existentiële waarde van het vrijwilligerswerk dat ertoe doet. Vrijwilligerswerk kost vaak geld, maar heeft voor de maatschappij een niet in geld uit te drukken waarde van het werk dat de vrijwilliger uit vrije beweging en gemotiveerd, onverplicht en onbetaald doet.

Nog vervelender in de dagelijkse praktijk van onze afdelingen is dat gemeenten onze vrijwilligers lijken te gebruiken. Aan de ene kant wordt bij steeds meer evenementen de inzet geëist van hulpverleners, EHBO’ers of BHV-ers. Voor organisaties die vaak zelf op vrijwilligers draaien, zoals de organisatie van het jaarlijkse dorpsfeest, is het dan alleen mogelijk onze vrijwillige EHBO’ers in te zetten omdat voor beroepskrachten geen geld is. Natuurlijk doen wij dat graag. Een van onze statutaire doelstellingen is niet voor niets “het al dan niet in georganiseerd verband daadwerkelijk verlenen van eerste hulp”. Maar als aan de andere kant de subsidiekraan steeds meer dichtgaat – en dat is de praktijk – wordt het voor ons haast onmogelijk onze hulpverlening te blijven bieden. Respect en erkenning bieden voor onze waarde voor de maatschappij door bij te dragen in onze kosten is volgens mij niet teveelgevraagd van een gemeente. Nu dragen wij zelf de kosten van onze maatschappelijk zo zeer gewenste inzet en betrokkenheid.

Tot slot. Gelukkig is er nog veel positiefs te vertellen. Er zijn nog steeds veel mensen die vrijwilligerswerk doen, die bereid zijn eerste hulpverlening als hobby te kiezen en zo met kennis van zaken een vangnet bieden bij incidenten. Toch kan samenwerking met beroepskrachten en overheidsinstanties nog altijd beter. Het is niet makkelijk om in een steeds meer individualiserende samenleving als vrijwilliger een plek te hebben. Zelf hou ik me daarbij vast aan de wijze woorden van Aristoteles: “De mens is van nature een sociaal wezen en kan alleen in een polis-gemeenschap zijn volmaaktheid vinden”

 

 

Geef een reactie