Dames en heren,

Bij het doorlopen van ons archief vond het bestuur een aantal brieven die dr. C.B. Tilanus jr. in het half jaar voor zijn overlijden aan onze vereniging gezonden heeft. Uit deze brieven blijkt niet alleen zijn zorg voor de vereniging, maar vooral ook zijn trots op de realisatie van zijn levenswerk: de hulpverlening door leken. Dat wij aan trouwe en actieve leden en bij onze wedstrijden medailles met zijn beeltenis uitreiken is te danken aan een opmerking die hij in zijn laatste brief, een week voor zijn overlijden, schreef.

Bij deze brieven vond ik ook het In Memoriam dat mijn verre voorganger Penris voor ons toenmalige blad Voorpost van de dokter schreef. Uit die tekst blijkt wederom zijn enorme inzet en betrokkenheid bij het op een hoog niveau verlenen van hulp door leken. De allereerste EHBO-cursus van Nederland werd niet voor niets door hemzelf gegeven. Door zijn gesprekken met Prins Hendrik speelde hij een rol bij de stichting van Het Oranje Kruis. Zoals Penris dat verwoord: “Hij heeft veel voor de goede eerste hulp weten te bewerken”.

Waarom deze terugblik op het leven van dokter Tilanus, hoor ik u denken? Ten eerste omdat we, ook als vereniging, misschien wel veel te weinig stil staan bij wat deze bijzondere man voor Nederland heeft betekend. Hijzelf heeft tijdens de oorlogsjaren de vrucht van zijn initiatief kunnen zien: vele duizenden goede opgeleide eerste helpers die daadwerkelijk hulp verleenden aan slachtoffers van het oorlogsgeweld.

Ten tweede omdat ik nu een trend waarneem die zich van de levensmissie van dokter Tilanus af beweegt. Een trend waar ik me, net als de rest van het bestuur, zorgen over maak. Deze trend is de kennis van eerste hulpverlening te verminderen omdat wordt gedacht dat de bereikbaarheid van professionele hulpverleners ondertussen zodanig is dat eerste hulp verlenen zich echt alleen nog tot levensreddend handelen beperkt.

Responstijden

Eén van de oorzaken van mijn zorg komt naar voren in een recent aan de Tweede Kamer aangeboden onderzoek naar de responstijden van ambulances. Responstijd is de tijd tussen het beantwoorden van de telefoon en de aankomst bij de patiënt. De tijd die wij als eerstehulpverlener moeten overbruggen.

De norm voor die responstijden is duidelijk: “De Regionale Ambulancevoorziening zorgt ervoor dat onder normale omstandigheden in ten minste 95 percent van de A1-meldingen een ambulance binnen 15 minuten na aanname van de melding ter plaatse is. De Regionale ambulancevoorziening kan hier in overleg met de zorgverzekeraars in de regio gemotiveerd van afwijken.”

Zorgelijk zijn de uitkomsten van het in 2014 uitgevoerde onderzoek. In 17 van de 24 regio’s wordt de norm van 95 percent van de A1-inzetten binnen 15 minuten ter plaatse niet gehaald. Maar 7 regio’s halen de norm dus wel. Ook ligt het landelijk gemiddelde onder de norm (93 percent).

Ook de oorzaken van het niet voldoen aan de norm zijn onderzocht. Ik noem u er twee:

  • Bij de berekening van het optimale aantal ambulances en standplaatsen en de locaties hiervan, is rekening gehouden dat ook in dunbevolkte gebieden (het buitengebied) ambulancezorg beschikbaar moet zijn. In de praktijk blijkt echter dat ook ambulances die hun standplaats in het buitengebied hebben naar dichtbevolkte gebieden (bijvoorbeeld een stad) rijden. Daardoor kan de beschikbaarheid van ambulancezorg, en daarmee ook de responstijd, in het dunbevolkte gebied in de praktijk minder goed zijn.
  • Doordat mensen die voorheen opgenomen zouden zijn en in een zorginstelling zouden verblijven nu (langer) thuis blijven wonen bestaat het vermoeden dat er nu vaker een ambulance wordt ingeschakeld omdat deze mensen over een grotere afstand moeten worden vervoerd en dat vervoer niet altijd met een gewone personenauto mogelijk is.

Wetend dat veel van onze afdelingen actief zijn buiten de Randstad baart het me dus zorgen dat in de richtlijnen zo blind lijkt te worden vertrouwd op de zorg van professionals die snel aanwezig kunnen zijn. Een zorg die wellicht wordt versterkt doordat bij het bellen van 112 via een mobiele telefoon er eerst naar de juiste centrale in de buurt moet worden doorgeschakeld. Iets waar, in de verhalen die ik van mede-EHBO-ers hoor, de gebrekkige topografische kennis van menig Nederlander ook parten kan spelen.

 

Richtlijnen en eindtermen

Natuurlijk ben ik me bewust van de trend in hulpverleningsland om steeds meer te kijken naar de doelgroepen waaraan hulp wordt verleend. Ik noem hierbij als voorbeelden de passantenhulpverlening en de georganiseerde eerstehulpverlening. Een natuurlijke beweging nu sinds 2005 in Nederland de eerstehulpopleidingen en -richtlijnen niet meer worden vastgesteld door één organisatie. De overheid laat de regulering van EHBO opleidingen over aan de marktwerking. De idee hierachter is dat er zo meer keuzemogelijkheid voor de consument en bedrijven is al naar gelang de behoefte en/of noodzaak.

Dat hiermee vijftig tot negentig jaar terug in de tijd werd gegaan is ten tijde van het besluit kennelijk geen reden geweest om dat niet te nemen. Al vanaf 1919 werd, mede door dr. Tilanus, gepleit het bevorderen van eenheid op EHBO – gebied en voor de instelling het “Eenheidsdiploma”. Dat werd uiteindelijk per januari 1938 ingevoerd. Al duurde het door de tweede wereldoorlog nog tot mei 1951 voor het Eenheidsdiploma het enige officieel erkende EHBOdiploma werd. Dat is het tot 2005 gebleven, waarna de marktwerking wederom zijn intrede deed.

In de wildgroei van namen en niveaus is deze marktwerking goed terug te vinden. Wat de ene organisatie zelf benoemt als Basis is door de ander zelf(s) benoemd als Gevorderd of First Responder of omgekeerd, maar kennen wel dezelfde inhoud en opleidingsduur. Op internet zijn indelingen te vinden van “zeer beperkt” tot “professionele eerste hulp”. Graag leg ik u mijn visie voor.

 

Persoonlijke visie

Als partner van de Hartstichting ondersteunt de KNV EHBO  het initiatief om meer mensen te leren reanimeren. Reanimatie en inzet van de AED zien wij niet als beperkte eerste hulp, maar als een vaardigheid die eigenlijk iedere meerderjarige inwoner van Nederland zou moeten hebben als onderdeel van zijn persoonlijke standaarduitrusting. Dat er scholen zijn die hun examenkandidaten leren reanimeren juich ik dan ook van harte toe. Wat de Koninklijke  betreft wordt dit opgenomen in het curriculum van de voortgezet onderwijs en/of als onderdeel van het (brommer)rijbewijs.

 

In de huidige richtlijnen zien wij een verschuiving van een basis waarin tot nu toe zelfredzaamheid als uitgangspunt geldt en waarbij op een breed scala van ongevallen zelf actie ondernomen kan worden, naar het bieden van Levens Reddende Hulp. Een zeer, in mijn ogen: te, beperkte uitleg van het bieden van eerste hulp. Deze trend gaat voorbij aan het feit dat juist meer wordt verwacht van de mensen zelf, van buren en mantelzorgers. Geen wondermiddel, dat geef ik meteen toe. Zeker door afbraak van chronische zorg voor, met name, ouderen kunnen ziekenhuizen de patiëntenstroom soms niet meer verwerken en dreigen daardoor niet langer verantwoorde zorg te kunnen garanderen. Door de brandbrief ‘Regionale spoedzorg – de rek is er uit’ van 19 mei 2016 van TraumaNet AMC, waarover is gepubliceerd in diverse kranten en op nieuwssites, wordt nog eens duidelijk dat Spoedeisendehulpposten en daardoor ambulances al regelmatig overbelast zijn wat gevolgen heeft voor de snelheid van de geboden hulp. Meer beroep doen op deze diensten belast de al overbelasten. Het zou dus juist te prijzen zijn als op zich gezonde mensen zelfredzaam zouden zijn bij kleinere verwondingen.

Daarnaast heeft het verlagen van normen een raar neveneffect voor onze huidige 35.000 leden. Want omdat zij wel een uitgebreidere opleiding hebben gehad maakt dat onze leden met een gedegen kennis over EHBO dan meteen Gevorderde Eerstehulpverleners? Het zou toch niet zo moeten zijn dat wat nu de standaard is over enkele jaren alleen voorhouden is aan een selecte club?

 

Leren van andere vakgebieden

Kan het niet anders zo hoor ik u denken? Laten wij als EHBO-ers leren van de ontwikkeling in de professionele onderwijswereld. Aanpassen van normen, verlagen van drempels hebben daar gezorgd voor minder aansluiting van het onderwijs op het bedrijfsleven en dus minder oog voor de realiteit waarin de net opgeleide mensen straks aan het werk gaan. Dat tot ongenoegen van de werkgevers. Vergelijk de roep om de terugkeer van de ambachtsschool. De meer eenduidige en vooral ook simpele ogende richtlijnen behoren dan ook geen verlaging van het niveau van de eindtermen in te houden.

 

Vanuit de Koninklijke doe ik een oproep aan alle EHBO-verenigingen om zich te beraden op de inhoud van de cursussen, zowel opleiding als herhaling. In een maatschappij waar alles snel en makkelijk moet is juist de gezondheidszorg iets waar we oog voor elkaar moeten hebben. Het Oranje Kruis vraag ik ons te verrassen bij de eindtermen die 15 juni aanstaande bekend worden. Laten we het bieden van eerste hulp door leken en daarmee het levenswerk van dr. Tilanus, toch ook medeoprichter van Het Oranje Kruis, op een voor de maatschappij wenselijk niveau in stand houden.